Veilig

14 februari 2024 - Gloucester, Verenigd Koninkrijk

Vorig jaar moest Mart op oefening ergens in het noorden van Scandinavië. Naar een bar oord, stelde ik me voor. Hij zou de hele maand oktober plus een paar dagen weg zijn.  
Vanaf half september leefde ik bewust naar het moment van afscheid toe. Ik was bang dat ik hem zou missen, heel erg zou missen. Mezelf kennende zou dat meevallen, maar zeker weten deed ik het niet.  
Ik zag ook de voordelen wel. 
De hele dag in onflatteuze kleding rondlopen. 
Niet om half één en half zeven eten op tafel hoeven hebben. 
Niet hoeven afstemmen over tv-programma’s. 
Muziek luid. 
Laat naar bed gaan. 
Geen gesnurk. 
Minder vaak douchen. 
Minder vaak boodschappen doen. 
Minder vaak stofzuigen. 
Eten op de bank. 

Op een woensdagavond half tien bracht ik hem weg. Zijn rugtas was zo groot dat die door het open dak op de achterbank gezet moest worden. Vreselijk vond ik het. Hij zou met dat gewicht op de rug door de sneeuw rennen, ijspegels uit z’n neus, aan z’n onderlip, bevroren oren, terwijl er achter het peloton een schreeuwende commandant (net afgelost en zonder 40 kilo!) het tempo bepaalde en mijn Mart en collega’s zou uitmaken voor ‘useless twats’ net als in de films Full metal jacket en An Officer and a Gentleman. 
Ik had medelijden met hem.  
En met mezelf. Ik zou hem ruim een maand niet bij me hebben. 
  
Het was rustig op de immense basis. En donker.  
In de buurt van de verzamelplaats werd het drukker. Er stonden een stuk of zes auto’s op het parkeerterrein en twee enorme, lege passagiersbussen zonder tekst of logo’s, helemaal wit. Sinister beeld. Zaten er wel kentekenplaten op? Tientallen soldaten. Waar zouden die naartoe vervoerd worden? 
Sommigen waren met elkaar in gesprek.  
Een paar stonden naast een auto voorovergebogen tegen het open raam te praten en ja te knikken. Anderen liepen alleen, in tweetallen of in groepjes het legergebouw binnen. 
Mart stapte uit, boog zich over het dak en trok zijn rugtas van de achterbank. Huilend gebood ik hem mij te zoenen. Dat deed hij. ‘Ik zal je missen’, snikte ik.  
‘Euuh, ja.’ 
En weg was hij. Hem nakijken lukte niet. 
Toen de tranen een beetje opgetrokken waren, keek ik tussen de uniformen of ik soortgenoten (verdrietige partners) zag, maar nee.  
Ivana’s huis voorbij rijden, herinnerde me aan hoe ze vorige week hard lachend aan Mart had uitgelegd wat haar interpretatie van het Duitse Oktoberfest was: alle vrouwen waarvan de partners in oktober in het buitenland zitten bij haar thuis om wijn te drinken, vrouwengesprekken te hebben en lekkere dingen te eten. 
Begin volgende week. Zin in. 
Thuis zette ik ‘The Blind Side’ op. 

Een paar dagen voordat Mart weer terug zal komen, krijg ik bericht dat hij nog níet terug zal komen. Er spelen op dat moment zaken in de wereld die een hogere prioriteit hebben dan Mart en collega’s terug naar huis vliegen.  
Later dan gepland, maar Mart kwam weer thuis. Bij mij.  

Opgewekt start ik de volgende ochtend de auto. De auto kucht, stottert en dan is het stil. Ik probeer het nog een keer. Kuch, stotter, stil. Nog een keer... Allerlei lichtjes en logootjes op het dashboard. Ik snap ze niet, maar weet wel: Hoe meer daar oplicht, hoe slechter het onder de motorkap gesteld is. 
Mart komt erbij. 
‘Sinds wanneer is dit zo?’ Zijn toon geeft mij het gevoel dat hij direct openheid van zaken verwacht over wat ik stiekem en verkeerd heb gedaan de afgelopen weken. 
‘Sinds nu net.’ 
‘Heb je dit de afgelopen weken vaker meegemaakt?’ 
‘Nee’.  
Ik heb de auto nooit gebruikt in de weken dat hij weg was. Ik heb’ em ook niet uitgeleend. De auto is niet van de oprit af geweest. Dat weet ik zeker, want ik ben ook zelden van de oprit af geweest. 
De accu is leeg. Ik pak de fiets om boodschappen te doen. Mart regelt een lidmaatschap bij de Engelse ANWB, de AA, en de volgende dag doet de auto het weer.  
Altijd een go-getter, mijn Mart. Als er wat geregeld moet worden dan gebeurt dat, iets wat het niet doet wordt gerepareerd. Geeft mij een veilig gevoel. 

Als ik dagen later in de auto stap om, wederom, boodschappen te doen, voel ik nattigheid. Het heeft de afgelopen dagen regelmatig hard geregend en de auto heeft vaker gelekt. Er zat toen een heel klein kiertje, met het blote oog niet te zien, tussen deur en dak. Dat is gerepareerd, natuurlijk. Dat regelt Mart. 
Ik stap uit, loop naar binnen, pak een doek, veeg zitting en portier schoon, besluit geen andere broek aan te trekken, maar de stoelverwarming op 3 te zetten en rijd weg. Ik zou kunnen mopperen, maar eigenlijk vind ik het heel oké zo met warme billen.  
Al rijdend hoor ik een geluid: een doffe fluit met een regelmatige tik alsof er in de verte houtgehakt wordt, dat me doet denken aan een scène uit een B-film met Famke Janssen die in een donker nepbos met nep slecht weer aan haar belager probeert te ontkomen.  
Op de terugweg hoor ik het weer. 
Als ik de boodschappen binnen heb gezet, ga ik weer in de auto zitten, start’em en kijk goed om me heen. Dan zie ik een flinke kier boven het rechterachterraam en een stuk sponning dat naar buiten verbogen is. Ik probeer het raam dicht te krijgen, maar dat lukt niet. 
Ik voel me niet meer veilig.  
Deze, op het oog zo rustige omgeving en burgerlijke buurt, verbergt duistere praktijken. Brutále praktijken! Want het is het raam dat altijd naar de straatkant staat, dus degene die dit gedaan heeft, heeft niet eens ingecalculeerd achter de auto te kunnen duiken wanneer er iemand langskomt.  
Het moet iemand zijn geweest die hier bekend is en weet dat er overdag om het uur een auto langsrijdt, tussen 3 en 4 uur ’s middags kinderen langslopen en -fietsen, ’s avonds het verkeer wisselend is en 's nachts twee keer een auto passeert. 
Mart is in Italië en komt vrijdagavond terug. Dit worden vier spannende dagen. 
’s Avonds op de bank zit ik niet lekker. Ik app Mart. Hij raadt me aan het in de buurtapp te zetten. Misschien heeft iemand iets gezien, iets gehoord; is het auto-alarm lang afgegaan. Ik vind het een goed idee. Niet omdat ik de reactie verwacht dat iemand iets is opgevallen (had ik het ook gemerkt), maar omdat contact hebben met de mensen uit de buurt me een iets veiliger gevoel geeft. 

Er wordt gereageerd. 
Theresa: 
‘Bij mij stond er een jochie van een jaar of 11 voor de deur vorige week die vroeg of hij het Halloween-skelet dat in de boom hing mocht hebben. Ik zei ‘nee’ en zag hem later het skelet uit de boom halen en wegrennen’. 

Judy: 
‘Wat?! Vast dezelfde die in Bo’s auto heeft geprobeerd in te breken. Misschien moeten we vragen om beveiliging op de patch.’ 

Dan volgen er merken en foto’s van camera’s, hoe duur ze zijn en waar te koop. 
Niemand heeft wat aangeschaft, want op 5 november appt Trude: 
‘Hallo allemaal, ongelofelijk maar waar: gisteravond tussen 6 en 8 heeft iemand ons witte pompoenhoofd en de bebloede hand uit de tuin gestolen.’ 

Judy: 
‘Zouden het mensen van de straat hierachter zijn?’ 

Fijn, medeleven. 

Twee weken later hebben we de zeswekelijkse komjoenety-vergadering. Op de agenda staan altijd drie onderwerpen: 1. Wat er de komende weken in de omgeving te doen is, 2: Hoe het met onze financiën is en 3: Datum volgende vergadering. Binnen een uur klaar. 
Deze keer is Datum volgende vergadering, punt 4. Bij punt 3 staat een afkorting. Het zal het onderwerp zijn dat ik heb ingebracht en waarvan secretaresse Ethel had gezegd dat het op de agenda zou komen. Op een receptie raakte ik met dominee Todd in gesprek. Hij is betrokken bij onze buurt en vroeg zich af of in zo’n internationale gemeenschap iedereen wel echt gezien wordt, zich thuis voelt en het uit durft te spreken als dat niet zo is. Ik heb dit met Saundra, onze voorzitter, besproken en het leek ons een goed idee hier aandacht aan te besteden. Ze kende dominee Todd ‘very well’. 
Zou hij bij de vergadering zijn? Ik probeer van de afkorting zijn naam te maken. Nee, is het niet. Of hij moet nog twee namen hebben... Misschien de sleutelbegrippen van wat we besproken hebben... Ik probeer een paar zeer gezochte koppelingen, maar nee. Nou ja, ik oefen nog even wat ik in de vergadering hierover ga zeggen en bedenk welke vragen ik daarna aan de komjoenety-zusters voorleg. Levendige gesprekken waarna we van elkaar weten hoe we over zaken denken, komen niet zo vaak voor, maar met prikkelende vragen moet het lukken. 

Punt 3. Saundra draait haar hoofd naar links. ‘Judy, it was your request to address this. Share your thoughts, please.’ Judy snuift, gaat rechtop zitten, haalt haar linkerhand door haar kaarsrecht afgeknipte bobkapsel waarna het in exact dezelfde stand terugvalt en begint over pompoenen. Ze houdt een ferm betoog, is aan het einde licht geëmotioneerd, vindt het zó vervelend voor degenen die het heeft getroffen. Ze herhaalt de oproep die ze eerder in de app deed: meer camera’s en surveillances.  
Saundra noemt ‘the tampering with your car’, kijkt mij aan en knikt bemoedigend. Ik mag vertellen. Hier had ik niet op geoefend. Ik vertel dat we niet zeker weten of het om een poging tot inbraak ging, dat we aangifte bij de politie hebben gedaan, een melding op de basis en dat ik betwijfel of degene die Halloween-versiering wegneemt dezelfde persoon is die in een auto inbreekt, ‘want totaal andere vaardigheden’ en ‘ander doel’. 
Saundra heeft met haar man gesproken. Hij vindt dat er meer muren en hekken geplaatst mogen worden.  
‘Alsjeblieft niet meer muren en hekken’, zeg ik. Saundra’s ogen worden groter en er verandert iets in haar blik. 
‘Toen wij in ... woonden ...’, ze heeft ook haar volume bijgesteld, kijkt even in de richting van Mirella die daar vandaan komt en dan weer naar mij, ‘... hadden we een muur om de hele patch met hekken waarmee je alleen met een code doorheen kon.’ 
Mirella wordt rood, maakt een halve knikbeweging en kijkt dan naar beneden. Het is muisstil in de kamer.  
Ik kijk weer naar de voorzitter. Ze heeft op mij gewacht en vervolgt: ‘In ... was nauwelijks beveiliging en is er meerdere keren bij ons ingebroken. Nooit wat meegenomen, maar wel onze spullen doorzocht. Dat is naar, hoor! Daar raak je niet aan gewend! Als hier mensen door de straat lopen die we niet kennen ...’ haar wenkbrauwen gaan omhoog, een vinger ook, ‘ ... vraag dan: Wat doen jullie hier? Mensen die hier niets te zoeken hebben, mogen hier ook niet in de straat komen.’  
Zal toch niet, denk ik, maar ik zeg niks. Saundra heeft overduidelijk niet meer kruit nodig. 
‘Toen we in ... woonden, hadden we beveiliging die onder en in de auto checkte om te kijken of er explosieven waren, voordat we wegreden om boodschappen te doen of ons weekenduitje te hebben. Jaren geleden is hier, in Engeland, een collega van mijn en jóuw man ...’, gepaste pauzes tussen de mannen, vinger wijst bij beide mijn kant op ‘... doodgestoken. En daar zijn meer voorbeelden van. Mijn man werd geïntimideerd toen we in ... woonden. Mij werd door het personeel van de lagere school vriendelijk verzocht niet in de buurt te komen, omdat ze bang waren voor de veiligheid van de kinderen ...’ ... 
Ze blijft me strak aankijken. Twee lange minuten. Geen pauze. 
‘Dat op: Hoe maken we het hier veiliger?’ besluit ze. 
‘Daar vroeg ik niet naar’, zeg ik. 

‘Hoe was de vergadering?’, vraagt vriendin Elisabeth uit Apeldoorn. Ze logeert bij me. ‘Goed. Prima.’ 
Als ik naar de keuken loop om koffie te halen, loopt ze me achterna en vraagt ’t nog een keer. Mijn ‘Goed. Prima.’ kwam er, al zeg ik het zelf, uiterst kalm en overtuigend uit, maar Elisabeth voelt wat aan. Ik vertel haar wat er is gebeurd. Dat ik aangevallen ben door de voorzitter met haar belachelijke ideeën over veiligheid, voor gek werd gezet waar twintig mensen die ik regelmatig zie, bij waren. Ik vind’t kut dat het me geraakt heeft! Ik zou er mijlenver boven moeten staan!! 
 
In de loop van de week krijg ik enigszins begrip voor Saundra’s standpunten.  
Het is niet op eigen kracht, dat ik milder werd. Ik heb het er een paar keer met Elisabeth over gehad en ook Mart’s kant van de zaak zette zaken in een ander perspectief. Sinds Saundra getrouwd is, woont ze buiten haar vaderland op beveiligde plekken, afgezonderd (soms ver) van de lokale bevolking.  
Saundra verhuist binnenkort. Ik hoop naar een plek waar ze zich veilig voelt. Met hekken en muren en beveiliging.  
Voor mij zijn de vergaderingen weer veilig. 
 

4 Reacties

  1. Kristin Anderson:
    14 februari 2024
    I really enjoyed reading this post. I feel the sadness and loneliness of being a military wife, the camaraderie of the others in your situation, but also the importance of holding onto your own values. The last line creates such a fantastic close to the story.
  2. Joke:
    14 februari 2024
    Totally agree! Stick to your values Bo 😘
  3. Wouter:
    14 februari 2024
    Hello Bo! This is a message from The Netherlands! I loved reading your story and am happy you are still taking care of Mart! I understand you are opposed to gates and fences/walls. Did you consider land mines? Best wishes and greets to you all, Wouter
  4. Marco van den bremer-hornsby:
    29 februari 2024
    Hi Bo, Nice story thanks and interesting "expat" dynamics. Make sure you enjoy it too!

Jouw reactie